Lesstof
Periodeonderwijs
Elke schooldag begint, na het ritueel van begroeten en ochtendspreuk, met een anderhalf uur durend periodeonderwijs. Daarna volgen de vaklessen. Wat is periodeonderwijs? Het schoolkind wil door de leerstof innerlijk geraakt worden. Daarom brengt de leerkracht de leerstof heel persoonlijk, door het te integreren met vertelstof, tekenen, schilderen, beweging of toneel. Woord en beeld werken in op het ontluikende gevoels- en verstandsleven. Het verbinden van de lesstof met beweging werkt stimulerend op de wilskracht. Door nu één vak als taal, plantkunde of aardrijkskunde dagelijks gedurende een periode van vier á vijf weken te laten terugkomen, krijgt dit vak een goede samenhang bij de leerling. Het kind beschrijft, tekent of schildert de periodestof zelf in een apart periodeschrift, dat na verloop van tijd eigenlijk een zelfgemaakt leerboek wordt. Omdat de periodes worden afgewisseld, krijgen de kinderen de kans om ‘te vergeten’. Wordt de draad later weer opgepakt, dan blijkt er heel wat te zijn gebeurd: de stof is niet vergeten, maar bezonken en meer eigen gemaakt. In de oefenuren is volop ruimte om de vaardigheden te blijven oefenen en te automatiseren.
Vertelstof
In alle klassen wordt er iedere dag door de leerkracht verteld. Aan de hand van de vertelstof in de klassen komt het kind op subtiele wijze in aanraking met de achtereenvolgende bewustzijnsfasen uit de mensheidsgeschiedenis. In zekere zin lopen de groei van het kind en de groei van de mensheid parallel. De vertelstof spiegelt de overeenkomstige ontwikkelingsfase van het kind, die zich gevoed en gesteund weet in zijn ontwikkeling.
Klas 1: Klassieke volkssprookjes
In de belevingswereld van de eersteklasser passen bij uitstek de rijke beelden van de sprookjes. Menselijke, sociale en geestelijke waarheden worden daarin op een uiterst concrete, beeldende manier gebracht zonder nadere uitleg of moralistisch oordeel. Bij het schrijven gaat de leerkracht uit van de letterbeelden die vaak voortkomen uit de vertelstof. De koning schenkt de ‘k’, de molenaar de ‘m’ en de draak de ‘d’. Overigens speelt bij het leren schrijven het vormtekenen en een belangrijke rol.
De getallen worden vanuit de kwaliteiten aangeleerd: waarvan is er maar één in de wereld…, waarvan zijn er twee…, en zo voort. Er wordt geteld, verdeeld en geordend met kastanjes, kralen en ballen, met handen en voeten bewogen, geklapt en gestampt. Zo leren de kinderen de hoofdbewerkingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen kennen.
In de heemkunde wordt belangstelling gewekt voor de natuur in de directe leefomgeving en de seizoenen.
Klas 2: Fabels en legenden
De tweedeklasser heeft het hart op de tong en gevoelens van sympathie en antipathie wisselen elkaar soms snel af.
Fabels gaan over dieren die een menselijke eigenschap uitdrukken: de sluwe vos, de wijze uil, de koppige ezel en het goedige schaap. De kinderen herkennen iets daarvan bij zichzelf of anderen. De fabels laten onmiskenbaar een belangrijke kant van de kinderziel zien. Maar mensen zijn niet overgeleverd aan hun driften, hun koppigheid of ijdelheid. Zij kunnen onbaatzuchtige motieven zoeken, maar theorieën of moralistische praatjes over ‘het goede’ helpen het kind niet verder. Het gaat om de levende werkelijkheid zoals die te vinden is in legendes over historische personen en heiligen als Franciscus en Elisabeth van Thüringen. Zij hebben na een innerlijke strijd grote liefde voor de natuur, mens en dier getoond.Het schrijven sluit aan op wat de kinderen gehoord of zelf gesproken of gereciteerd hebben. Het lopend schrift wordt aangeleerd. De kinderen leren zich vrij te bewegen in de getallenwereld. De tafels tot en met 12 worden geleerd, reeksen worden oplopend en afdalend gereciteerd.
De aandacht voor planten, dieren en jaargetijden wordt verder uitgebreid, en in het bijzonder de eigen waarneming en de samenhang.
Klas 3: Het Oude Testament
Verhalen uit het Oude Testament, niet kerkelijk maar pedagogisch bedoeld, vormen de vertelstof. De strijd die het oude joodse volk onder strenge en rechtvaardige leiding moest doormaken heeft betekenis voor de derdeklasser. Hij is nog volger, die soms morrend en overtredend de grenzen wil verkennen. Confrontatie met de autoriteit is nodig om over de drempel naar een individueel bewustzijn te komen. In de taalperiode komen de woordsoorten en wat grammatica aan bod. Er wordt een begin gemaakt met het zelf schrijven van een verhaaltje. Bij het rekenen gaat het vooral om het goed door oefenen en automatiseren van het rekenen onder de 1000. Dat kan ook met lopen en springen!Nu wordt de wereld die de mensen zelf veranderen of maken verkend: hoe wordt het graan tot brood, wat doen de ambachtslieden, hoe bouw je een huis, dat alles wordt in de school of bij een excursie onderzocht.
Klas 4: De Germaanse mythologie
In grote bewegingen en machtige beelden komt de magische godenwereld van de oude Germanen tot leven. Toch gaat hun rijk, door list en bedrog van de verleider Loki, roemloos ten onder. Deze vaak humoristische verhalen beelden uit wat destijds met de mensheid is gebeurd en nu in de kinderziel wordt beleefd: de door wijsheid geleide wereld en ikzelf komen meer op zichzelf te staan. De wereld wordt met een kritische blik bekeken en … ik kom wel voor mezelf op. In het taalonderwijs wordt geleerd om duidelijk te spreken, en er worden kleine spreekbeurten gehouden. Bij het rekenen komen de breuken aan de orde, net als schattend rekenen en redactiesommen. Nieuw is de aardrijkskunde, met als uitgangspunt de woonplaats van de kinderen zelf. Ook de verdere omgeving wordt verkend, eerst met windrichtingen en dan de topografie van Nederland. Ook nieuw is de dierkunde waarin verschillende typen dieren worden behandeld. Bij de lessen wordt altijd uitgegaan van de mens. In tegenstelling tot het dier, dat op zijn gebied altijd specialist is, wordt duidelijk dat de mens in beginsel alle mogelijkheden in zich draagt.
Klas 5: De Griekse mythologie
De vijfdeklasser gaat meer en meer nadenken over de dingen. Net als in de oud-Griekse tijd, waarvan we nu zeggen dat het zelfstandige denken daar is begonnen. In de Griekse mythologie met al haar goden en godinnen, mensen, nimfen en saters, wordt de herinnering aan de geestelijke wereld meer en meer verdrongen door het abstracte denken. Een denken dat op de fysieke wereld is gericht. Daar staan de kinderen uit de vijfde klas met hun genuanceerde opvattingen ook middenin.
In de taalperiodes wordt veel geoefend: dictee, ontleding op verschillende manieren, moeilijker werkwoordsvormen.
Ook het rekenen wordt complexer: tiendelige breuken, getallen achter de komma en handig rekenen, ook in praktijksituaties.
De topografie wordt uitgebreid tot Europa, en natuurkundige en economische verschillen tussen landen in kaart gebracht. Ook wordt inzichtelijk hoe ‘de wereld’ aan grondstoffen nodig is voor iets als een potje pindakaas. Aan de hand van de geschiedenis van Perzië en Egypte maken de leerlingen kennis met de oorsprong van landbouw en veeteelt.
In de plantkunde verschijnt een overzicht van het plantenrijk die wordt gerelateerd aan de verschillende leeftijdsfasen van de mens. Als het lukt wordt er wekelijks gewerkt in de schooltuinen.
Klas 6: De Romeinse tijd
Rome wordt gesticht en de Romeinse burger, die weet heeft van zijn rechten… en plichten, doet zijn intree. Een groot deel van de wereld wordt door hen veroverd en toegankelijk gemaakt met heerwegen. De tot de verbeelding sprekende middeleeuwen volgen daarna. De opkomst van vorstendommen en vrije steden met markten, en de bouw van een imposante kathedraal. Wat een onverwachte kleurenrijkdom is daarbinnen te zien. Dit sluit aan bij de belevingswereld van de 11- en 12-jarige. Het zelfbewuste individu wordt immers geboren in deze tijden. In de taalperiodes wordt uitgebreid taal-en redekundig ontleed. Geoefend om je helder uit te drukken op schrift in verschillende stijlen, en het discussiëren en luisteren als sociale vaardigheid.
Bij het rekenen is nu de praktijk leidend. Breuken en procenten worden toegepast in geld- en bankzaken. In de meetkunde worden de vormen die vroeger uit de vrije hand werden gemaakt, nu geconstrueerd als cirkels, drie- en veelhoeken.
Uit de levende natuur komen gesteenten aan bod, evenals de atmosfeer met haar wisselingen in klimaat en weer. In de natuurkunde worden geluid, licht, warmte, elektriciteit en magnetisme aan nader onderzoek onderworpen.In het voorjaar wordt een schoolkamp georganiseerd. En dan als afsluiting van deze hoogste klas, een groots toneelstuk of een klinkende musical!